Boekbespreking

De wilde rozen (Rosa L.) van Nederland

NCB Naturalis

Prachtig, als boekje utgegeven tijdschrift. Los verkrijgbaar (NCB Naturalis). In deze bespreking wordt het verder Rozenboekje genoemd. Het behandelt ‘alle aspecten’ van Rozen. Centraal staat de uitvoerige beschrijving van 27 soorten. Bij elke soort een verspreidingskaartje, tekeningen en foto’s. In deze boekbespreking ga ik vooral in op het boekje als flora en op de determinatiesleutel. Heukels gebruik ik als vergelijkingsstandaard.

Wat betekent bijvoorbeeld ‘wild’ in de titel van het Rozenboekje. Betekent dat hetzelfde als in de Heukels? En inderdaad komen cultivars en alleen-in-het-buitenland-wild-voorkomende Rozen niet voor in het Rozenboekje. Verder zijn er maar kleine verschillen, die in dit geval verbazen. Vreemd is bijvoorbeeld dat de verwilderde tuinplant R.nitida (Nederlandse naam ontbreekt), niet in de Heukels voorkomt. Temeer daar R. elliptica wel bij de R. rubiginosa (Egelantier) wordt vermeld in de Heukels, terwijl die nog niet in het wild voorkomt. Over de R.inodura (Schijnkraagroos) is een soortenstrijd aan de gang (staat dus niet in de Heukels!). Op wat details na, komt het domein van het Rozenboekje dus overeen met dat van de Heukels.

Voor het Rozenboekje is het geslacht Rosa natuurlijk het uitgangspunt van de sleutel. Maar voor je daar (Roos, 83.6) in de Heukels terecht komt, moet je eerst door de hoofd- en familiesleutels. De weg naar Rosa is gelukkig relatief kort, via de houtige plant met samengesteld blad en steunblaadjes aan één zijde grotendeels met de voet van de bladsteel vergroeid (hoofdsleutel), stekels op stengels en blad(stelen) en vruchtbeginsels die van buiten niet zichtbaar zijn (familiesleutel).

Met de sleutel uit het Rozenboekje kun je 27 soorten determineren, met de Heukels (maar) 12. Het gaat daarbij niet om nieuwe soorten, maar om soorten die in de Heukels genoemd worden, onder de ‘verzamelsoorten’ Viltroos, Egelantier en Hondsroos, maar niet determineerbaar zijn. En deze verzamelsoorten zijn eigenlijk geen echte soorten, maar soorten in brede zin (sensu lato). Heukels splitst deze soorten niet verder uit, omdat ze niet goed genoeg van elkaar te onderscheiden zouden zijn.

Het Rozenboekje doet dat dus wel, maar daarvoor moet je bij 17 soorten twee keer langs dezelfde struik, om ze te determineren. Niet alleen in de bloeitijd (juni-augustus), voor het beschrijven van de blad-, bloeitak- en bloemkenmerken en de plaats (GPS), maar ook in het bottelseizoen (half augustus tot eind september). Is bijvoorbeeld het stijlkanaal in de bottel nauw of wijd en wat is de stand van de kelkbladen op de bottel? Daarmee kun je deze soorten pas op naam brengen. Bij de andere 10 soorten kan dat al in de bloeitijd, net als met de 12 soorten uit de Heukels.

De Heukels is niet alleen globaler, maar relatief ook efficiënter. Uitgaande van de theorie van 2n (zie CONVO 2011-2), verwacht je bij 12 soorten 3 à 4 stappen en de Heukels doet dat, uitgaande van het geslacht, in max. 4. Bij de 27 soorten in het Rozenboekje verwacht je 4 à 5 stappen, maar voor bepaalde soorten zijn wel 8 stappen nodig. Op 3 extra plaatsen wordt namelijk naar de groepen Viltroos, de Egelantier en de Hondsroos verwezen om tot de soorten daarbinnen te komen. Dat leidt tot extra uitrekking van de dichotome determinatieboom.

Het Rozenboekje is niet alleen een flora, maar behandelt ook andere thema’s, zoals polyploïdie (die eigenlijk regel is binnen Rosa), rozen en natuurbehoud en plantensociologie. Een aanrader dus en ik zal dit seizoen met het Rozenboekje eens wat meer bewust naar rozen gaan kijken. U ook?

Theo van Mens